De ziekte kan behandeld worden door het toedienen van insuline via injecties. Dit wordt liefst 2x daags gedaan, na een maaltijd. Verder wordt de voeding van uw dier best aangepast naar voeding met een laag koolhydraatgehalte zodat de suikerspiegel niet te veel schommelt. Honden krijgen de voeding in 2 maaltijden per dag, katten mogen de hele dag door van deze voeding eten. Indien het dier een keer niet eet (door vb. een andere ziekte of voor een operatie) mag er geen volledige dosis insuline worden gegeven.
De insuline wordt bewaard in de ijskast en er wordt gebruik gemaakt van speciale injectiespuiten en naalden of van een speciale ‘pen’ die handig in gebruik is voor het instellen van de juiste dosis. Voor injectie wordt er met het flesje insuline of de pen best even gezwenkt, zo kan de insuline zich mooi vermengen tot een melkachtige vloeistof. Een dier wordt snel gewoon aan deze inspuitingen en het lukt de meeste eigenaars dit thuis zelf te doen. Vooreerst wordt een huidplooi gezocht waar de inspuiting in kan gebeuren. Dit is soms het handigste ter hoogte van de schouders. Wanneer de huid wordt opgetild (er wordt een ‘tentje’ gemaakt), wordt de naald ter hoogte van de overgang opgetilde huid-normale huid geprikt en de dosis ingespoten.